
Met deze serie monochrome landschapsfoto’s laat ik een verandering zien van mijn gedachten over en benadering van fotografie. Tijdens één van mijn reizen ervoer ik de complexiteit van het vastleggen van een landschap met een camera. Zoals ik het verwacht had bleek niet te werken en onbevredigend. Vanuit die twijfel ontstond zo een meer intuïtieve benadering van het onderwerp ‘landschap’. Het landschap bleek geen ‘dingheid’ te bezitten dat je kunt vastleggen. Het dagen lang in eenzaamheid doorbrengen in een omgeving die het ene moment prachtig is en het andere moment bedreigend; de onverzettelijke aanwezigheid, de hardheid en structuur van het land en de grilligheid in vorm zorgden voor een ontregelende ervaring. Wat ìs een landschap en dàt het er is, de verbazing daarover. De fysische ervaring vindt hierin een verhouding met de esthetische beleving. Deze ervaring heeft haar weerslag in de fotografie.
Zo vlak vòòr de dageraad sluieren werkelijkheid en tijd. Die laatste schijnt er in de nacht nauwelijks te zijn. Alleen vanaf dat ik op de ontspanknop druk begint de tijd, enkele seconden, een minuut, te lopen. Daarna staat alles weer stil. ’s Nachts heerst er een diepe traagheid, het ontbreken van werkelijkheid en tijd.
Of een andere werkelijkheid want de tijd stapelt lagen licht op en er blijkt veel aanwezig in het bijna donker.